Onlangs was ik een paar maanden ziek. Dat was een nieuwe ervaring, want ik ben dat niet zo vaak. En als ik al ziek was, dan was dat nooit ernstig genoeg om met dokters, ziekenhuizen en instanties als de bedrijfsarts in aanraking te komen. Maar nu dus wel.
Inmiddels gaat het gelukkig beter. Er is veel gebeurd, en ik ben daar door veranderd. Met korte observaties probeer ik te reflecteren op wat er in die periode gebeurde, wat ik er van geleerd heb en hoe het mijn blik op mijzelf, mijn geliefden, de gezondheidszorg en de wereld heeft veranderd. Want ziek zijn is niet leuk, maar als het dan toch niet te vermijden is kun je er maar beter van leren.
Dit blog is deel van een serie. Alle andere delen zijn hier te vinden. https://www.gertvandijk.com/blogs
UItkleden
Als je ziek bent moet je je vaak uitkleden voor vreemde mensen. Voor een onervaren patiënt als ik is dat een vreemde ervaring. Uitkleden doe je immers over het algemeen niet in het bijzijn van mensen die je nog maar net hebt ontmoet. Maar in de zorg gelden dat soort normen niet. In de zorg heeft bepaald gedrag - zoals het naakt voor een vreemde verschijnen - een volstrekt andere betekenis dan daarbuiten.
De mensen voor wie je je moet uitkleden hebben verschillende manieren om je dat te vragen. ‘Als u zich hier even uitkleedt’, ‘U mag zich hier even uitkleden’, ‘U kunt zich hier even uitkleden’, ‘Kunt u uw overhemd en shirt even uittrekken?’ Dat ‘even’ duidt er waarschijnlijk op dat je je na het onderzoek ook weer mag aankleden, maar het kan ook betekenen dat je niet teveel moet treuzelen met dat uitkleden. Soms is het ook ‘u mag uw kleren aanhouden’, en dat is dan best fijn. ‘Wilt u zich uitkleden’ heb ik nooit gehoord, waarschijnlijk is dat te dwingend of heeft het een ongewenste connotatie.
Af en toe is er ook verwarring en kleed je je uit terwijl dat niet de bedoeling was. Dat leidt dan soms tot hilariteit ‘oh, dat is niet nodig voor de MRI hoor, die kijkt dwars door uw kleren heen’ en soms ook tot enig ongeduld omdat je je dan immers ook weer aan moet kleden voordat het onderzoek kan beginnen. Dan voel je je meteen schuldig dat je per ongeluk die ochtend een overhemd met kleine knoopjes hebt aangetrokken en schuif je uiteindelijk de MRI in met je knoopjes nog open. Sowieso heb ik in de zorg de neiging om steeds 'sorry' te zeggen voor de tijd die ik loop te verdoen van al die mensen die het toch al zo druk hebben. Dat verschijnsel schijnt ook de reden te zijn waarom oude mensen soms niet, of te laat naar de dokter gaan: 'die heeft het al zo druk'. Wonderlijk, want zonder patiënten zouden al die mensen in de zorg niks meer te doen hebben natuurlijk.
En hoewel mensen in de zorg dagelijks tientallen mensen in hun ondergoed zien, let je onbewust toch op dat je de ochtend van het ziekenhuisbezoek fatsoenlijk ondergoed aantrekt – zoals je moeder je heeft geleerd.
De pauzestand
In het begin van ziek zijn wist ik niet ik wat ik had. Ik wist niet of ik weer ‘de oude’ zou worden, dood zou gaan of zou blijven steken in een chronische staat van kortademigheid en vermoeidheid. Of ik ooit weer zou kunnen werken. Schrijven. Weer de ‘ik’ zou worden die ik eerst was. Een verwarrende tijd: moest ik me aanpassen aan een permanent veranderd lijf of juist vechten tegen de ziekte en proberen 'beter' te worden? De dingen die het leven leuk maken en zin geven gingen ineens niet meer. Alsof iemand onverwacht op de pauzestand van je leven heeft gedrukt. Terwijl het leven van anderen gewoon doorgaat en het blijkt dat ze jou daarbij – na een korte periode van aanpassing – prima bij kunnen missen.
Ook een leerzame tijd, omdat je gedwongen wordt kleine dingen – tanden poetsen, douchen, aankleden – met veel meer aandacht dan anders te doen. Ziek zijn is een oefening in aandachtig leven. Bed verschonen: eerst de kussenslopen eraf. Uitrusten. Hoeslaken eraf. Uitrusten. Enzovoort. Niet ’s ochtends maar ’s avonds douchen, omdat er anders geen energie meer is om overdag boodschappen te doen.
Ondoordacht ergens energie in steken wordt direct afgestraft met een bijna bodemloos gevoel van kortademigheid en moeheid. En dus ben je gedwongen om je bij iedere lichamelijke activiteit vooraf af te vragen: is het echt nodig dat ik dit doe? Is het nodig dat ik het NU doe? Is het nodig dat IK het doe, of kan iemand anders het ook voor mij doen? Wat heb ik over voor deze activiteit?
Leven in de pauzestand is leven met aandacht. Het is ook leven in afhankelijkheid van anderen, wat in het begin even moeilijk is, maar daarna opvallend snel blijkt te wennen, en soms zelfs wel prettig is. En inmiddels weten de kinderen daardoor wel hoe ze moeten stofzuigen, de boodschappen opruimen en bedden moeten verschonen.
De geboortedatum
Als je je meldt bij een balie van het ziekenhuis moet je je naam noemen en zeggen waarvoor je komt. Vroeger moest je dan ook je ponsplaatje laten zien, maar die blijken gelukkig niet meer te bestaan. Iedereen vergat dat plaatje natuurlijk, raakte het kwijt of nam het plaatje mee van iemand die wel verzekerd was. Ter controle wordt nu gevraagd naar je geboortedatum – wat me overigens ook geen waterdicht systeem lijkt. Na een tijdje ben je daardoor zo geconditioneerd dat je na het noemen van je naam automatisch direct ook je geboortedatum noemt.
Bij de apotheek deed ik dat ook en dat vond de meneer grappig. ‘Dat hoeft hier niet hoor’. Hij wilde wel graag mijn postcode en huisnummer weten en daar moest ik toen heel lang over nadenken.