Goed ziek zijn 4: gezamenlijke besluitvorming

11/03/2020

Onlangs was ik een paar maanden ziek. Dat was een nieuwe ervaring, want ik ben dat niet zo vaak. En als ik al ziek was, dan was dat nooit ernstig genoeg om met dokters, ziekenhuizen en instanties als de bedrijfsarts in aanraking te komen. Maar nu dus wel.

Inmiddels gaat het gelukkig beter. Er is veel gebeurd, en ik ben daar door veranderd. Met korte observaties probeer ik te reflecteren op wat er in die periode gebeurde, wat ik er van geleerd heb en hoe het mijn blik op mijzelf, mijn geliefden, de gezondheidszorg en de wereld heeft veranderd. Want ziek zijn is niet leuk, maar als het dan toch niet te vermijden is kun je er maar beter van leren. 

Dit is deel 4 van een serie blogs. Alle andere delen zijn hier te vinden. https://www.gertvandijk.com/blogs 

Deel 4:

Gezamenlijke besluitvorming

De dokter zit tegenover Lief en mij. Hij praat. Maar ik hoor hem niet. Hij zegt dingen die ik niet begrijp. Doet voorstellen voor onderzoeken waarvan ik de consequenties niet kan overzien. Niet wil ook. Mogelijke ziektes die ik heb. Medicijnen die ik misschien moet nemen maar die nare bijwerkingen hebben. En misschien is een opname wel een idee?

Ik weet het niet. Ik weet niks over medicijnen. Of bijwerkingen acceptabel zijn. Of opname zinvol is. Een biopsie nodig is. Een CT iets oplevert. Het enige waar ik aan kan denken is hoe ik de volgende ademhaling binnen krijg. Mijn brein is bewolkt en ik kan geen informatie opnemen of beslissingen nemen. Ik wil eigenlijk alleen maar dat de dokter goed voor me zorgt. Dat hij zegt wat ik heb en wat er moet gebeuren. En mij daar verder buiten laat. En dat alles ophoudt.

Het ideaal van gezamenlijke besluitvorming verdampt ogenblikkelijk als je je goed ziek voelt. Ik heb wel iets anders aan mijn hoofd dan informatie tot me nemen en op grond daarvan beslissingen nemen. Overleven bijvoorbeeld. Diep wegkruipen. Ademhalen.

Hoe zieker je je voelt, hoe minder volwaardig je mee kunt praten met de dokter. ‘Alleen gezonde mensen zijn cliënten’, heb ik wel eens een dokter horen zeggen, ‘en naarmate die cliënten zieker worden, worden ze steeds meer patiënt’. Van dokters vereist dat dus dat ze steeds in kunnen schatten wanneer iemand mee kan en wil praten, en wanneer het beter is om meer zelf de regie te nemen. Een ingewikkelde balans lijkt me dat.

In relaties geldt trouwens hetzelfde. Wij kwamen aan op Schiphol. Ik ziek. En ik wilde eigenlijk maar één ding van Lief. Neem alsjeblieft de regie. Zorg voor me. Zeg me wat ik moet doen, want ik kan dat even niet zelf. Voor iemand die gewend is om zelf de regie te hebben en te houden was dat een bijzondere ervaring.  

 

De bodybox

Om te kijken hoe het met de longen gesteld is moet ik in een ‘bodybox’: een soort telefooncel met een stoeltje erin. Ik krijg een bitje in en van de laborante moet ik ‘heel diep en hard uit- en weer inademen’. Ik doe het bitje uit en vertel dat hard en diep in- en uitademen heel erg pijnlijk is en dat dat nou precies het probleem is waarom ik bij de dokter ben.

Maar het moet toch, want de dokter heeft het onderzoek aangevraagd. En dus probeer ik hard en diep in en uit te ademen, hoeveel pijn het ook doet. Want anders voel je je een zeur, een ‘moeilijke patiënt’ of ben je bang de dokter of de laborante teleur te stellen.

Doordoordoordoordoor zegt de laborante. Auwauwauwauwauw piep ik inwendig. Maar ik wil stoer zijn en doe braaf wat de laborante zegt.

Drie dagen later heb ik nog pijn aan mijn longen, omdat ik veel te hard en diep heb in- en uitgeademd. En zo overschrijd je je eigen grenzen omdat je je best wilt doen en de dokter en de laborante van de bodybox niet teleur wilt stellen.

 

Het saucijzenbroodje

In het ziekenhuis verkopen ze ’s ochtends vroeg al warme saucijzenbroodjes. Hele grote. Mijn eerste reactie: ‘Stom! Ziekenhuizen moeten gezonde dingen verkopen!’

Maar zoals zo vaak bleek een uitgesproken mening het gevolg van een gebrek aan kennis. Ik had me te weinig verdiept in de waarde die saucijzenbroodjes kunnen hebben voor mensen. Van meer ervaren ziekenhuisbezoekers begreep ik dat saucijzenbroodjes prima troostvoedsel zijn als je een zware nachtdienst hebt gedraaid, de hele nacht hebt gewaakt bij een stervende, net slecht nieuws hebt gehad of ‘binnenkort doodgaat zodat het allemaal toch niks meer uitmaakt’. En in het ziekenhuis liggen nogal eens ondervoede mensen, en dan is een saucijzenbroodje helemaal geen slecht idee.

Het is dus zoals zo vaak: als je meer van iets weet krijg je er meer begrip en empathie voor. Een saucijzenbroodje in het ziekenhuis heeft een andere betekenis en waarde dan hetzelfde broodje buiten het ziekenhuis.

De saucijzenbroodjes in het ziekenhuis ruiken trouwens heel lekker. En als je ziek bent vind je jezelf vaak zielig. Om jezelf te troosten denk je dan dat je ‘recht’ hebt op iets lekkers. Troostvoedsel. Saucijzenbroodjes! Maar toen de mevrouw de saucijzenbroodjes met haar blote handen uit elkaar haalde heb ik dat toch maar niet gedaan.  

 

Regen

‘Als het regent word je nat. De rest verzin je erbij.’ Vroeger zei ik dat tegen de kinderen als ze door de regen naar school moesten fietsen en met de auto gebracht wilden worden. Die oefening, waarbij je een onderscheid maakt tussen ‘wat is’ en ‘wat je daar van vindt’ blijkt niet alleen van pas te komen als het regent, maar ook bij het ziek zijn. Wie ziek is heeft de neiging daar allerlei woorden en gevoelens aan te verbinden: angst, boosheid, lijden en frustratie bijvoorbeeld. Maar die woorden en gevoelens worden niet door de ziekte voortgebracht, maar door ons brein. Met woorden creëren wij onze wereld. Lijden en pijn zijn niet hetzelfde. Pijn is onvermijdelijk, maar lijden niet. Dus als ik me weer eens zielig of gefrustreerd voelde probeerde ik te oefenen: ‘Mijn lichaam is ziek. De rest verzin ik erbij’. Soms hielp dat.

 

Dit blog is deel van een serie. Alle blogs zijn te vinden op: https://www.gertvandijk.com/blogs

Stuur Gert van Dijk een reactie: